Kapper verzwijgt HIV-besmetting
Een werknemer treedt op 2 november voor de duur van zes maanden in dienst bij een kapsalon als kapper. Tijdens het sollicitatiegesprek had de werknemer de algemene vraag of hij klachten van medische aard had, ontkennend beantwoord.
Op 1 december laat de werknemer de werkgever weten dat hij besmet is met het HIV-virus. Daarop ontslaat de werkgever hem op staande voet.
De werknemer tekent protest aan tegen het ontslag en start een gerechtelijke procedure. De kantonrechter stelt vast dat er alleen reden voor een ontslag op staande voet zou zijn als de werknemer wist of had moeten begrijpen dat de kwaal hem ongeschikt maakte voor de functie waarnaar hij solliciteerde. Volgens de rechter vormt de besmetting met HIV geen reden tot ongeschiktheid voor de functie. De kapperswerkzaamheden leveren geen besmettingrisico op ervan uitgaande dat de algemene hygiëneprotocollen worden nageleefd.
Omdat de arbeidsverhouding inmiddels onherstelbaar beschadigd is, besluit de rechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Omdat de verstoring volledig aan de werkgever te wijten is, wordt hij veroordeeld om de volledige contractsduur uit te betalen. Bovendien moet de werkgever een immateriële schadevergoeding betalen van 6.000 euro.