Geen ontslag op staande voet wegens nevenwerkzaamheden
Een zogenaamd verbod op nevenwerkzaamheden is geen ongebruikelijke bepaling in een arbeidsovereenkomst. Dit verbod houdt concreet in dat het de werknemer verboden wordt om tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst werkzaamheden, al dan niet betaald, voor derden te verrichten.
De werknemer die dit verbod overtreedt loopt het risico op staande voet ontslagen te worden. De kantonrechter in Utrecht vond dit onlangs te ver gaan.
Zonder schriftelijke toestemming geen nevenwerkzaamheden
In de betreffende zaak ging het om een werknemer die sinds 1992 bij de werkgever in dienst was als senior onderwijsadviseur. Vanuit zijn functie was de werknemer tevens voorzitter van de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL).
De werknemer was naast zijn reguliere baan als onderwijsadviseur ook mededirecteur van een particulier onderzoeks- en adviesbureau van zijn echtgenote. Van het bestaan van dit bureau en van de rol van de werknemer bij dit bureau was de werkgever (zijdelings) op te hoogte.
In de CAO stond onder meer de volgende bepaling:
‘Indien de medewerker tegen beloning enigerlei arbeid voor derden of als zelfstandig wil gaan verrichten, is voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever vereist.’
In 2009 liet PCL de werknemer weten dat zij het contract met de werkgever niet meer wenste voort te zetten. Vervolgens heeft de werknemer het adviesbureau van zijn echtgenote een offerte aan PCL uitgebracht. Deze offerte is door PCL geaccepteerd.
Werkgever besluit tot schorsing gevolgd door ontslag op staande voet
De werkgever komt achter deze gang van zaken en besluit de werknemer eerst te schorsen en vervolgens op staande voet te ontslaan. De werknemer roept vervolgens de nietigheid in van het ontslag en eist in kort geding doorbetaling van zijn loon. Bovendien wil hij weer tewerkgesteld worden.
Volgens de werknemer had PCL al besloten om het contract met de werkgever te beëindigen en is pas daarna een offerte uitgebracht door het bureau van zijn echtgenote. De rechter vindt deze gang van zaken toch niet erg zorgvuldig mede gelet op de functie van de werknemer bij zijn werkgever.
Ontslag op staande voet gaat kantonrechter te ver
De rechter is het met de werkgever eens dat de werknemer door zijn houding het in hem gestelde vertrouwen heeft beschaamd, maar vindt ontslag op staande voet te ver gaan.
De rechter laat bij zijn oordeel meewegen dat de werkgever al sinds 2008 op de hoogte was van het feit dat de (echtgenote van de) werknemer zijn eigen onderzoeks- en adviesbureau had, maar verder niets met deze informatie heeft gedaan. De werkgever had destijds al actie moeten ondernemen. Doordat hij dit niet heeft gedaan, heeft hij de schijn gewekt dat er geen bewaren bestonden tegen de betrokkenheid van de werknemer bij dit bureau.
Daarnaast achtte de rechter van belang dat de werkgever vrijwel direct tot het ontslag is overgegaan, zonder dat hij de werknemer eerst in de gelegenheid heeft gesteld om zich te verdedigen. Dit terwijl de werknemer in overleg met de werkgever naar een redelijke oplossing had willen zoeken en daarvoor zelfs potentiële nieuwe klanten in de wacht had gezet.
Bovendien speelde mee dat werkgever door de handelwijze van zijn werknemer geen grote financiële schade heeft geleden en al 17 jaar een goede staat van dienst had bij de werkgever.
Werkgever heeft nevenwerkzaamheden min of meer gedoogd
Deze uitspraak laat weer eens zien dat een rechter strenge eisen stelt aan een ontslag op staande voet. De werkgever kan niet klakkeloos tot een ontslag op staande voet overgaan, zelfs niet wanneer een werknemer een verbod van nevenwerkzaamheden heeft overtreden.
In deze zaak speelt overigens de (zijdelingse) kennis van de werkgever met de nevenwerkzaamheden en het gedogen ervan een belangrijke rol. Zonder deze omstandigheid zou de kantonrechter wel eens besloten kunnen hebben om het ontslag op staande voet te accepteren.