fbpx
Ga naar content

Finale kwijting ziet ook op concurrentiebeding

Als u met uw werkgever in onderling overleg afspraken maakt over de beëindiging van uw arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, dan is het gebruikelijk dat er in de schriftelijke beëindigingsovereenkomst een zogenaamd finaal kwijtingsbeding is opgenomen.

Deze finale kwijtingsclausule staat in de regel helemaal aan het eind van de beëindigingsovereenkomst en luidt vaak als volgt:

Partijen verlenen elkaar over en weer finale kwijting met betrekking tot de arbeidsovereenkomst en de beëindiging daarvan.

Niets meer van elkaar vorderen

Met deze finale kwijting spreekt u met uw werkgever af dat u, naast de afspraken in het kader van de beëindigingsovereenkomst, niets meer van elkaar te vorderen heeft. Logisch, beide partijen willen met de beëindigingsovereenkomst nu juist een dikke streep onder de arbeidsovereenkomst zetten en willen in feite niet dat de andere partij later nog eens met nieuwe eisen of claims komt.

Toch ontstaat er regelmatig een discussie over de vraag hoe finaal de finale kwijting nu eigenlijk is. Betekent een finaal kwijtingsbeding bijvoorbeeld ook dat u niet langer gebonden bent aan een eerder overeengekomen concurrentiebeding? Over deze vraag moest het gerechtshof Amsterdam zich enige tijd geleden buigen.

Het ging in die zaak om een beëindiging van een dienstverband met wederzijds goedvinden. In de bewuste beëindigingsovereenkomst was een finaal kwijtingsbeding opgenomen met de volgende formulering:

‘Behoudens voor zover het de uitvoering van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen betreft, heeft de werknemer niets meer van werkgever te vorderen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, de beëindiging daarvan alsmede uit hoofde van de CAO, terwijl werkgever ter zake niets meer van werknemer te vorderen heeft en verlenen partijen elkaar te dier zake over en weer finale kwijting.’

Bedoeling van deze finale kwijting is dat partijen na uitvoering van de afspraken in deze vaststellingsovereenkomst eens en voor al ook op het punt van hun mogelijke rechten en verplichtingen juridisch en feitelijk van elkaar afscheid nemen.”.

De werknemer trad enige tijd na het ontslag in dienst bij een directe concurrent van zijn werkgever. De (ex-)werkgever maakte hier bezwaar tegen en stelde zich op het standpunt dat de werknemer, ondanks de finale kwijtingsclausule, nog steeds gebonden was aan het concurrentiebeding. Volgens de werknemer was er al geen sprake meer van een geldend concurrentiebeding en zou dit toch het geval zijn, zo redeneerde de werknemer, dan was dit beding van tafel door de finale kwijtingsclausule.

Werknemer niet langer gebonden aan concurrentiebeding

Zowel de kantonrechter als het gerechtshof stelde de werknemer in het gelijk. Volgens de rechters had de werknemer uit de bewoording van de beëindigingovereenkomst en de overige omstandigheden van het geval, mogen begrijpen dat partijen volledig afscheid van elkaar hadden genomen. Voor zover al er sprake was van een geldend concurrentiebeding, mocht de werknemer er dus op vertrouwen dat de werkgever zich niet meer op dit beding zou beroepen.

Bij dit oordeel lieten de rechters wel meewegen dat:

  • de beëindigingsgesprekken op initiatief van de werkgever hadden plaatsgevonden op een moment dat de werknemer nog bezig was met een re-integratietraject
  • de werknemer geen juridische bijstand had, terwijl de werkgever onderdeel uitmaakt van een grote professionele organisatie

Deze omstandigheden brachten volgens de rechters mee dat de werkgever er voor had moeten zorgen dat er geen enkele onduidelijkheid zou (kunnen) ontstaan over wat wel en niet viel onder het in de beëindigingsovereenkomst opgenomen finaal kwijtingsbeding. Dat de werkgever het concurrentiebeding opzettelijk niet in de beëindigingsovereenkomst vermeld had om geen ‘slapende honden wakker te maken’, komt volgens de rechters voor rekening en risico van de werkgever.

Conclusie

Het lijkt dan ook geen overbodige luxe om, ook als werknemer, heel nadrukkelijk af te spreken welke zaken je met elkaar wilt regelen in een beëindigingsovereenkomst. Als het de bedoeling is om ook een streep te zetten door het concurrentiebeding (of juist niet), dan moet dit, om onduidelijkheden te voorkomen, expliciet in de overeenkomst worden opgenomen.

Gebeurt dit niet, dan zal de rechter aan de hand van de omstandigheden van het geval alsnog een oordeel moeten vellen over de geldigheid van bijvoorbeeld een concurrentiebeding. In bovenstaand geval pakte dat voor de werknemer gunstig uit, maar daar waren uiteindelijk wel twee gerechtelijke procedures voor nodig.

 

Terug naar boven