Asiel aanvragen: wat zijn de voorwaarden?
U krijgt een verblijfsvergunning asiel als u aannemelijk kunt maken dat één van de volgende situaties op u van toepassing is:
- U hebt gegronde redenen om in uw land van herkomst te vrezen voor vervolging op grond van ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of omdat u behoort tot een bepaalde sociale groep.
- U hebt gegronde redenen te vrezen blootgesteld te worden aan een onmenselijke behandeling in uw land van herkomst.
- U bent een gezinslid van iemand die inmiddels in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel en u bent gelijktijdig met hem of haar Nederland ingereisd of u bent binnen 3 maanden nadat uw gezinslid de verblijfsvergunning heeft gekregen Nederland ingereisd.
Uw asielaanvraag kan worden afgewezen als u:
- In een ander land bent geweest waar u asiel had kunnen aanvragen, voordat u naar Nederland kwam of al in een ander land dan Nederland asiel hebt aangevraagd.
- Een gevaar voor de openbare orde en nationale veiligheid vormt.
- Onjuiste gegevens heeft verstrekt.
De voorwaarden voor asiel in detail
Op 1 januari 2014 is de Vreemdelingenwet gewijzigd. Sindsdien zijn er twee gronden om als asielzoekende een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te krijgen. Een verblijfsvergunning is verkrijgbaar voor de asielzoekende:
Op 1 januari 2014 is de Vreemdelingenwet gewijzigd. Sindsdien zijn er twee gronden om als asielzoekende een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te krijgen. Een verblijfsvergunning is verkrijgbaar voor de asielzoekende:
- die “vluchteling” is zoals omschreven in het VN Vluchtelingenverdrag (de zogenaamde a-grond van artikel 29 Vreemdelingenwet)
- die een reëel gevaar loopt om na uitzetting te worden onderworpen aan:
- doodstraf of executie,
- folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of
- ernstige en individuele bedreiging van van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
(de zogenaamde b-grond van artikel 29 Vreemdelingenwet)
Sinds de wijziging van de Vreemdelingenwet begin 2014 zijn twee gronden voor asiel verdwenen:
- om medische of humanitaire redenen (de zogenaamde c-grond)
- als een tijdelijke noodmaatregel (de d-grond)
Onder de c-grond vielen de volgende categorieën:
- het traumatabeleid
- het nationale asielbeleid ten aanzien van aangewezen specifieke groepen; en
- het beleid inzake bijzondere individueel klemmende redenen van humanitaire aard.
Zijn laatstgenoemde asielgronden nu geheel verdwenen? Nee, niet helemaal. De Nederlandse regering moet er voor zorgen dat getraumatiseerden de nodige bescherming krijgen en dat de positie van kwetsbare groepen niet verslechtert. Bijzondere redenen van humanitaire aard kunnen bij uitzondering nog steeds leiden tot verlening van een verblijfsvergunning. Een voorbeeld daarvan is het beleid ten aanzien van verwesterde schoolgaande minderjarige meisjes uit Afghanistan. In dergelijke uitzonderlijke gevallen wordt een (tijdelijke) reguliere verblijfsvergunning verleend en geen asielvergunning.
Tip:
De IND zal in principe alleen bij een eerste asielaanvraag ambtshalve onderzoeken of sprake is van zo’n humanitaire reden. Het is dus van groot belang om eventuele humanitaire gronden bij een eerste asielaanvraag aan de orde te stellen. Gebeurt dat niet, dan wordt het vaak heel lastig om dit bij een opvolgende asielaanvraag alsnog te doen Ook medische aspecten die uitzetting belemmeren moeten in de asielprocedure naar voren worden gebracht
Asiel en gezinshereniging
De vluchteling aan wie asiel verleend is, moet in principe binnen drie maanden om gezinshereniging vragen. In dat geval zijn de strenge eisen die normaal gesproken aan gezinshereniging worden gesteld (inkomensvereiste, toets van inburgering in het buitenland) niet allemaal van toepassing.
De aanvraag voor gezinshereniging kan in Nederland worden gedaan of bij de Nederlandse ambassade of het consulaat van het land van herkomst.
Nareizende gezinsleden kunnen een zogenaamde ‘afgeleide asielvergunning’ krijgen. De voorwaarden daarvoor zijn:
- de nareis heeft plaatsgevonden binnen 3 maanden nadat de hoofdpersoon (de eerder naar Nederland gereisde persoon) een verblijfstatus heeft gekregen, of de hoofdpersoon heeft binnen deze termijn een (adviesaanvraag voor) een aanvraag tot afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ingediend voor zijn nareizende gezinsleden;
- er is sprake van een feitelijke gezinsband. Dit gezinsverband mag ook buiten het land van herkomst zijn ontstaan (bijvoorbeeld in een vluchtelingenkamp in een naburig land);
Vóór januari 2014 was vereist dat nareizende gezinsleden dezelfde nationaliteit hadden als de hoofdpersoon. Die eis geldt niet meer.
Tot voor kort gold ook de eis dat nagereisde kinderen van de hoofdpersoon, die nadat de hoofdpersoon in Nederland asiel heeft aangevraagd 18 jaar zijn geworden, alleen een verblijfsvergunning konden krijgen als er met de hoofdpersoon een ‘meer dan normale emotionele afhankelijkheid’ bestond. Voor deze specifieke groep geldt dat voortaan in beginsel wordt aangenomen dat er sprake is van een feitelijke gezinsband als de hoofdpersoon aantoont dat het inmiddels meerderjarig geworden kind steeds feitelijk tot zijn gezin heeft behoord.
Bij nareis worden kinderen boven de 18 jaar en grootouders geweigerd, ook als altijd is samengeleefd, de kinderen afhankelijk zijn van de ouders en de kinderen zich in een gevaarlijke oorlogsituaties zich bevinden. Aan het criterium,”meer dan normale emotionele banden, van het uitzonderingsbeleid voldoet vrijwel niemand.
Voorbeeld: Khalid is in Nederland toegelaten als asielzoekende. Op dat moment is zijn zoon Mustapha van 17 nog in het land van herkomst. Binnen 3 maanden komt Mustapha (inmiddels18 jaar) als nareizend gezinslid naar Nederland. Mustapha vraagt een afgeleide asielvergunning aan. Khalid toont aan dat Mustapha in het land van herkomst altijd bij hem heeft gewoond. De staatssecretaris die onderzoekt of Mustapha in aanmerking komt voor een afgeleide asielvergunning, zal in dit geval hoogstwaarschijnlijk aannemen dat er sprake is van een feitelijke gezinsband en Mustapha de gevraagde vergunning verlenen.
De afgeleide asielvergunning kan worden ingetrokken als de feitelijke gezinsband binnen een jaar wordt verbroken.
Voorbeeld: Mustapha (uit ons eerdere voorbeeld) heeft een afgeleide asielvergunning gekregen. Hij woont bij zijn vader Khalid. Acht maanden later krijgt Mustapha een partner en besluit met die partner te gaan samenwonen. Mustapha en zijn partner voorzien in hun eigen onderhoud en wonen samen in een huurhuis. Khalid blijft in zijn eigen huis wonen. In dit geval kan de verblijfsvergunning van Mustapha worden ingetrokken omdat de gezinsband met zijn vader is verbroken.
Asiel en inburgering
Ook toegelaten vluchtelingen moeten verplicht inburgeren. Als de asielzoekende is geslaagd voor het inburgeringsexamen kan na vijf jaar een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd worden gevraagd.