fbpx
Ga naar content

Bijstand voor bijzondere groepen mensen

Er zijn een aantal groepen mensen die onder bepaalde voorwaarden ook in aanmerking komen voor een bijstandsuitkering. Het gaat dan om:

  • jongeren onder de 18 jaar
  • personen die in een inrichting verblijven
  • daklozen
  • co-ouders

Jongeren onder de 18 jaar

Jongeren onder de 18 jaar hebben alleen bij hoge uitzondering recht op bijstand. Als er al bijstand wordt verleend, wordt deze bijstand verhaald op de ouders. Dat komt omdat ouders financieel verantwoordelijk blijven voor hun kinderen tot zij 21 jaar zijn.

Personen die in een inrichting verblijven

Personen van 21 jaar of ouder hebben bij verblijf in een inrichting recht op een lagere uitkering die is bedoeld als zak- en kleedgeld. De hoogte van de uitkering is voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder per 1 januari 2012 296,25 euro per maand en voor een echtpaar (als beiden in een inrichting verblijven) 460,79 euro per maand.

Als dit zak- en kleedgeld onvoldoende is, kan dit worden aangevuld met bijzondere bijstand. Een voorbeeld is de situatie waarin een alleenstaande ouder met een kind in een inrichting verblijft. Dan is het bedrag aan bijstand en kinderbijslag over het algemeen te laag.

Daklozen

Ook daklozen kunnen een bijstandsuitkering krijgen. Hiervoor gelden wel speciale regels. Er zijn 43 daarvoor aangewezen gemeenten die bijstand verlenen. Gemeenten die zelf geen aangewezen gemeente zijn, moeten daklozen die bijstand aanvragen door sturen naar een van de aangewezen gemeenten.

De daklozenregeling geldt alleen voor hen die geen adres hebben en zwerven. Daklozen die bij opvanginstellingen worden opgevangen (de zogenaamde thuislozen) of die een postadres bij vrienden, familie of een hulpverleningsinstantie hebben, kunnen in iedere gemeente bijstand aanvragen.
Om te voorkomen dat daklozen een dubbele uitkering krijgen, moeten zich laten inschrijven bij één van de aangewezen gemeenten op een door de gemeente te bepalen adres.

Co-ouders

Co-ouders zijn partners die gescheiden zijn maar de zorg voor de kinderen min of meer gelijkmatig in de tijd verdelen.

Een voorbeeld.

Jan en Martha hebben twee kinderen. Zij zijn gescheiden. Jan heeft de kinderen de ene week van maandag tot en met zondag en Martha de andere week van maandag tot en met zondag. Jan en Martha hebben de zorg volledig gelijk verdeeld, zij zijn co-ouders.

Een ‘normale’ omgangsregeling waarbij de ene ouder de kinderen eens in de 14 dagen in het weekend ziet is dus geen co-ouderschap voor de bijstand omdat er geen gelijkmatige verdeling van de zorg is.

Een co-ouder is geen alleenstaande maar ook geen alleenstaande ouder. De gemeente moet regels vaststellen die duidelijk maken:

  • Wanneer er sprake is van co-ouderschap (bijvoorbeeld als er minimaal twee dagen per week volledig voor de kinderen wordt gezorgd)
  • Wat de hoogte van de bijstand is en hoe het vermogen van een co-ouder getoetst wordt.

Er zijn dan drie situaties denkbaar:

  1. Allebei de ouders krijgen een uitkering voor een alleenstaande ouder. Dat kan alleen als er minimaal twee kinderen zijn. Elke ouder moet dan voor tenminste een kind kinderbijslag ontvangen.
  2. Allebei de ouders krijgen een deel alleenstaanden uitkering en een deel alleenstaande ouder uitkering. Stel dat een gescheiden echtpaar een dochter heeft. Deze dochter woont 3 dagen bij de man en 4 dagen bij de vrouw. Dan krijgt de man 3/7 deel van de alleenstaande ouderuitkering en 4/7 deel van de alleenstaande uitkering. Voor de vrouw geldt dan het omgekeerde.
  3. Een van de ouders ontvangt bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder en de andere ouder naar de norm voor een alleenstaande. De ouders regelen dan onder elkaar wie de alleenstaande ouder uitkering krijgt. Als ouders geen regeling treffen zal de ouder die de kinderbijslag ontvangt de alleenstaande ouder uitkering krijgen.

Voor het vermogen moet ook een regeling worden bedacht, waarbij het vrij te laten vermogen kan worden verhoogd.

Ook interessant voor u:

Terug naar boven