fbpx
Ga naar content

50.000 euro schadevergoeding voor geschrokken paard

Een van de belangrijkste bewijsregels in een gerechtelijke procedure luidt: wie stelt, bewijst. Het gerechtshof in Den Haag heeft in een recente uitspraak deze regel toegepast op een bijzonder kwestie: een burenruzie over een geschrokken dressuurpaard.

Buurman Bevelander laat vlakbij de erfgrens en in de buurt van de paardenbox van buurman Van Vliet op een ruwe en grove wijze bestrating verwijderen. Volgens Van Vliet heeft dit ertoe geleid dat zijn (dressuur)paard zo geschrokken is dat het onverkoopbaar werd en later moest worden afgemaakt. Van Vliet claimt dat Bevelander hiermee een onrechtmatige daad heeft gepleegd en eist ruim 50.000 euro aan schadevergoeding.

Rechtbank: geen causaal verband aangetoond

De rechtbank die de zaak in eerste instantie behandeld wijst de claim van Van Vliet af. Volgens de rechter heeft Van Vliet onvoldoende gesteld om aan te nemen dat er een oorzakelijk verband is tussen de werkzaamheden en de geclaimde schade. Met andere woorden: de rechter vindt dat door Van Vliet niet voldoende duidelijk is gemaakt dat de werkzaamheden ook daadwerkelijk de oorzaak zijn van de schade aan het paard.

Van Vliet laat het er niet bij zitten en gaat in hoger beroep. Het gerechtshof bepaalt dat het Van Vliet is die zal moeten bewijzen dat zijn schade (lees: de schade aan het paard) inderdaad het gevolg is van de onnodig ruwe wijze waarop Bevelander de bestrating heeft laten verwijderen. In veel rechtszaken trekt de partij die de bewijslast opgedragen krijgt, aan het kortste eind. Het is immers wel eenvoudig om iets te beweren (in vaktaal: te stellen), maar om deze bewering met ‘harde’ bewijzen te staven is een heel ander verhaal.

Maar Van Vliet is vasthoudend en komt met een flink aantal getuigen. Zo is er een getuige die verklaart gezien te hebben dat er stenen tegen de staldeur werden aangegooid waardoor het paard tegen de wanden van de stal begon aan te schoppen. Een andere getuigde, een concrete koper voor het paard, verklaart dat hij het paard tot op de dag van het incident met de bestrating heeft leren kennen als een rustig en braaf paard. Direct na het incident zag hij een wond op het hoofd van het paard, een soort schaafwond. Ook keek het paard uit zijn ogen alsof het gedrogeerd was. Verder was het paard vanaf dat moment angstig en bang. Deze getuige was bereid het paard te kopen voor een bedrag van 45.000 euro, mag zag daar later vanaf.

Gerechtshof: Van Vliet is in bewijslast geslaagd

Het gerechthof concludeert op basis van deze en een aantal andere getuigenverklaringen dat Van Vliet overtuigend heeft bewezen dat het verwijderen van de bestrating op een onnodige ruwe en grove wijze is uitgevoerd in de nabijheid van de stal van het paard en dat het paard hierdoor zo is geschrokken (zeer nerveus, angstig en agressief) dat het niet (tijdig) kon herstellen en onverkoopbaar werd en later moest worden afgemaakt.

Buurman Bevelander wordt dan ook veroordeeld om een bedrag van ruim 50.000 euro aan Van Vliet te voldoen ter compensatie van de door hem geleden schade.

Terug naar boven