Verkeersongevallen: fietser maakt voorrangsfout, toch moet automobilist betalen
Jan rijdt met zijn auto over een voorrangsweg. In de verte ziet hij een kruising. Over de kruisende weg komt Peter op zijn fiets aangereden. Omdat Jan voorrang heeft gaat hij er van uit dat Peter zal stoppen. Peter rijdt echter toch de weg op. Jan remt krachtig maar te laat. Er volgt een aanrijding.
Volgens Jan is deze aanrijding niet zijn schuld; hij had immers voorrang.
De rechter komt tot de conclusie dat Jan in principe de schade van Peter moet vergoeden op basis van de wettelijke regel die ervoor zorgt dat de bewijslast bij een aanrijding tussen een auto en een fietser wordt omgedraaid.
Alleen als Jan erin slaagt om aan te tonen dat hij er alles aan gedaan heeft om het ongeluk te voorkomen, hoeft hij geen schade te vergoeden.
De rechter oordeelt dat Jan Peter op zijn fiets goed had kunnen zien aankomen en rekening had moeten houden met een eventuele (voorrangs)fout van Peter. Omdat Jan niet kan bewijzen dat hij zijn snelheid had verminderd en de kruising pas op was gereden toen het duidelijk was dat Peter zou stoppen, moet (de verzekeringsmaatschappij van) Jan de schade van Peter vergoeden.
Wel vindt de rechter dat ook Peter een fout heeft gemaakt. Daarom hoeven Jan en zijn verzekeraar niet de gehele schade van Peter te vergoeden, maar slechts de helft. De andere 50% blijft voor rekening van Peter.