Verkeersongevallen tussen motorvoertuigen
Bij verkeersongevallen tussen motorvoertuigen (auto’s, motoren, bromfietsen) gelden de normale regels van het bewijsrecht. Dat wil zeggen dat hier de hoofdregel geldt van ‘wie eist, bewijst‘.
Deze regel komt er op neer dat in het geval u schade oploopt door een aanrijding (dat kan letselschade zijn of schade aan uw voertuig), u moet bewijzen dat een andere partij aansprakelijk is. In de meeste gevallen zult u moeten bewijzen dat de tegenpartij een verkeersfout heeft gemaakt. Denkt u bij een verkeersfout bijvoorbeeld aan:
- een voorrangsfout
- te snel rijden
- rijden zonder licht
- een onverwachte of vreemde manoeuvre
- te weinig afstand gehouden
Maar het kan natuurlijk ook zo zijn dat zowel u als de tegenpartij allebei in bepaalde mate schuld hebben aan de aanrijding. In de praktijk komt dit vaak voor.
Een voorbeeld.
Op een kruising komt Marijke met haar auto in botsing met de auto van Pim. Marijke had voorrang aan Pim moeten verlenen, maar Pim reed te snel. Pim probeert zijn schade te verhalen op Marijke.
De rechter wijst de vordering van Pim toe, maar vindt dat Pim ook enige schuld heeft (doordat hij te snel gereden heeft). Pim moet 25% van zijn schade zelf dragen. De rechter vindt dat Marijke 75% van de schade van Pim moet vergoeden.
De rechter mag overigens elke andere verdeling toepassen. Denk aan een verdeling van 50/50%, 60/40% of zelfs 90/10%. Op basis van de specifieke omstandigheden van het geval zal de rechter bepalen of en in welke mate iemand zijn eigen schade moet dragen.
Ook interessant voor u:
- Alcohol en verkeersongevallen
- Eenzijdige ongevallen
- Ik ben als passagier betrokken bij een ongeval met een motorvoertuig
- Kinderen, betrokken bij een verkeersongeval
- Verkeersongevallen tussen motorvoertuigen en fietsers of voetgangers
- Verkeersongevallen tussen voetgangers en fietsers
- Wat is schadeverdeling?
- Wie moet er wat bewijzen bij een verkeersongeval?