Hoe zit het met no cure, no pay in een letselschadezaak?
Advocaten mogen hun diensten niet aanbieden op basis van het systeem van no cure, no pay omdat de Orde van Advocaten (de beroepsvereniging van advocaten) van mening is dat het de onafhankelijkheid van de advocaat aantast. Hoewel dit standpunt omstreden is, moet elke advocaat zich aan dit verbod houden.
Andere belangenbehartigers (niet-advocaten dus) mogen wel werkzaamheden verrichten op basis van no cure, no pay. Dit verklaart waarom er speciale letselschadebureaus bestaan die adverteren met no cure, no pay afspraken.
Deze bureaus maken geen onderdeel uit van de advocatuur, al wordt er in de praktijk wel met advocaten samengewerkt. Ook is bekend dat sommige advocaten een economisch belang in een letselschadebureau hebben. Het is omstreden of dit toegestaan is.
Het systeem van no cure, no pay houdt in dat de belangenbehartiger de kosten voor zijn rekening neemt die met het verhalen van de schade gemoeid zijn. Soms worden ook de kosten van een advocaat betaald, bijvoorbeeld als het nodig is om te procederen.
Als het de belangenbehartiger lukt om de zaak tegen een passende schadevergoeding af te wikkelen, dan draagt u als slachtoffer een deel van die vergoeding af aan de belangenbehartiger – dit volgens een vooraf overeengekomen percentage van bijvoorbeeld 25% + BTW. Als de zaak op niets uitloopt (no cure), is het slachtoffer ook niets aan de belangenbehartiger verschuldigd. Vandaar: no cure, no pay.
No cure, no pay heeft voor- en nadelen
Het systeem heeft voor- en nadelen. Het voordeel ligt voor de hand: met het verhalen van letselschade kunnen hoge kosten gemoeid zijn bij een onzekere uitkomst. Als de verhaalsactie niet slaagt, blijft u als slachtoffer met de kosten zitten.
Dit risico neemt de belangenbehartiger die werkt volgens no cure no pay van u over. Als slachtoffer hoeft u alleen te betalen als de belangenbehartiger succes heeft.
Het wordt als nadelig gezien dat de no cure, no pay belangenbehartiger een vergaand financieel belang heeft bij de uitkomst van uw zaak. Hij is daarin zogezegd zelf ook partij en dat maakt hem mogelijk onvoldoende onafhankelijk.
Een ander bezwaar houdt in dat in veel gevallen nauwelijks sprake is van een financieel risico, laat staan van een risico dat toepassing van no cure, no pay rechtvaardigt. Dit zal het geval zijn als de zaak ongecompliceerd is, maar ook – en dat is belangrijker – als de aansprakelijkheid al is erkend of zeer voor de hand ligt.
In die gevallen kunnen de kosten van rechtsbijstand, ook die van een advocaat, voor rekening van de aansprakelijke partij worden gebracht. No cure, no pay kan dus aantrekkelijk lijken, maar ook inhouden dat u een onnodig groot deel van uw schadevergoeding moet inleveren bij de belangenbehartiger. Er zijn gevallen bekend waarin de belangenbehartiger zowel bij de cliënt als bij de aansprakelijke partij declareerde.
Dit is eten van twee walletjes. Men ziet hierin wel tussenvormen, bijvoorbeeld dat eventueel op de aansprakelijke partij verhaalde kosten van rechtsbijstand in mindering worden gebracht op de no cure, no pay fee.
Kortom, enige voorzichtigheid is op zijn plaats, temeer omdat er weinig tot geen controle is op de kwaliteit van letselschadebureaus. Daar komt wel verbetering in, bijvoorbeeld door certificering en keurmerken.