Geen ontslagvergoeding door uitzicht op nieuwe baan
Dat er grote financiële risico’s verbonden zijn aan het accepteren van een nieuwe baan tijdens ontslagonderhandelingen met de werkgever, blijkt maar weer uit een recente uitspraak van het gerechtshof in Amsterdam.
Een sales director van een fabrikant van kansspelautomaten ontving op 18 april een voorstel voor een ontslagregeling. Na enige onderhandeling wordt er op vrijdagmiddag 15 juni rond 15:30 uur een beëindigingsovereenkomst ondertekend op grond waarvan de werknemer aanspraak kan maken op een ontslagvergoeding van circa € 90.000 bruto.
In de beëindigingsovereenkomst is een artikel opgenomen waarin de werknemer verklaart dat hij geen concreet uitzicht heeft op een dienstbetrekking elders. Ook staat in deze bepaling dat de werkgever het recht heeft ontslagvergoeding niet uit te betalen of terug te vorderen als later zou blijken dat dit concreet uitzicht toch bestond.
Enkele dagen later, op maandag 18 juni, verstuurt een directe concurrent van de werkgever een e-mailbericht aan een aantal relaties waarin wordt aangekondigd dat de betreffende werknemer met onmiddellijke ingang bij deze concurrent in dienst treedt. Naar aanleiding hiervan besluit de voormalige werkgever om de beëindigingsvergoeding niet uit te betalen. Daarop start de werknemer een procedure die uiteindelijk leidt tot een oordeel van het gerechtshof in Amsterdam.
Werknemer: van een concreet uitzicht op ander werk was geen sprake
In deze procedure voert de werknemer aan dat hij direct na ondertekening van de beëindigingsovereenkomst telefonisch contact heeft gehad met de nieuwe werkgever die hem vervolgens de maandag na het weekend heeft uitgenodigd voor een bespreking. Tijdens deze bespreking zou er geen sprake zijn van mondelinge of schriftelijke aanbieding, maar zou de werkgever gezegd hebben ‘we komen er wel uit’.
Dit relaas maakt op het gerechtshof geen indruk. Volgens het gerechtshof ligt het namelijk niet voor de hand dat de nieuwe werkgever een e-mailbericht zou versturen waarin expliciet vermeld staat dat de werknemer met onmiddellijke ingang in dienst treedt als er op dat moment in het geheel nog niet gesproken zou zijn over arbeidsvoorwaarden.
Omdat er in het algemeen, zo overweegt het gerechtshof verder, enig tijdsverloop gemoeid is met het onderhandelen over en instemmen met functievereisten en arbeidsvoorwaarden, vermoedt het gerechtshof dat de werknemer ten tijde van het tekenen van de beëindigingsovereenkomst met zijn voormalig werkgever een concreet vooruitzicht had op werk bij de nieuwe werkgever.
De werknemer kan dus geen aanspraak maken op de overeengekomen ontslagvergoeding van € 90.000 bruto.