Hoge Raad laat goedkope ontslagroute in stand
Werkgevers kunnen voorlopig opgelucht adem halen. Vanmorgen besliste de Hoge Raad dat de kantonrechtersformule niet mag worden toegepast in zogenaamde procedures wegens kennelijk onredelijk ontslag.
Naar de uitspraak van de Hoge Raad werd door werknemers en werkgevers in spanning uitgekeken. Het draaide allemaal om het duale ontslagstelsel zoals we dat in Nederland kennen. Een werkgever die ontslag voor een of meer werknemers wil aanvragen heeft daarbij de keuze uit twee routes. Hij kan een ontslagverzoek indienen bij de kantonrechter. In dat geval is de kans groot dat de werkgever de werknemer een ontslagvergoeding dient te betalen aan de hand van de bekende kantonrechtersformule.
Ontslag via UWV Werkbedrijf
De werkgever kan ook voor een andere ontslagroute kiezen door bij het UWV Werkbedrijf een ontslagvergunning aan te vragen. Als het UWV Werkbedrijf deze vergunning afgeeft, kan de werkgever in principe zonder een ontslagvergoeding te betalen, de arbeidsovereenkomst opzeggen. De werknemer die zich daarbij niet wil neerleggen, kan vervolgens binnen 6 maanden besluiten om de kantonrechter alsnog te vragen een ontslagvergoeding vast te stellen. Deze laatste procedure wordt ook wel de kennelijk onredelijk ontslagprocedure genoemd
Kennelijk onredelijk ontslag
In de afgelopen jaren is er tussen arbeidsrechtjuristen veel gediscussieerd over de vraag op welke wijze een ontslagvergoeding in het kader van deze kennelijk onredelijk ontslagprocedure vastgesteld zou moeten worden. Steeds meer rechters leken de mening toegedaan dat de kantonrechtersformule – al dan niet met een bepaalde korting – ook toegepast zou kunnen en moeten worden in het kader van de kennelijk onredelijk ontslagprocedure. Dit zou de rechtszekerheid in elk geval ten goede komen. Bovendien zou tegemoet gekomen worden aan het argument van veel werknemers en hun advocaten dat het toch moeilijk uit te leggen valt dat een werknemer voor de vraag of hij recht heeft op een ontslagvergoeding, afhankelijk is van de ontslagroute die zijn werkgever kiest.
Gerechtshof Den Haag
Op 2 december 2008 oordeelde het gerechtshof in Den Haag dat een ontslag (na een verkregen ontslagvergunning van het UWV Werkbedrijf) in principe kennelijk onredelijk is wanneer de werkgever niet een ontslagvergoeding heeft betaald gelijk aan de kantonrechtersformule minus 30%. De Hoge Raad heeft bepaald dat dit uitgangspunt van het gerechtshof in Den Haag onjuist is.
Volgens de Hoge Raad is een ontslag niet automatisch ‘kennelijk onredelijk’ als er door de werkgever geen ontslagvergoeding betaald is. De rechter moet hiervoor naar alle omstandigheden van het geval kijken, niet alleen naar de vraag of er wel of geen ontslagvergoeding betaald is.
Teleurstellend
Bovendien vindt de Hoge Raad dat, ook als een rechter eenmaal heeft vastgesteld dat het ontslag kennelijk onredelijk is, de kantonrechtersformule geen goede maatstaf is om te bepalen op welke vergoeding de ontslagen werknemer recht heeft. Vooral deze laatste overweging is naar mijn mening teleurstellend te noemen. Volgens de Hoge Raad moet in de kennelijk onredelijk ontslagprocedure een eventuele vergoeding begroot worden volgens formele procesrechtelijke regels. Met andere woorden, het gaat hier niet om de vraag wat onder de gegeven omstandigheden een ‘redelijke en billijke’ vergoeding zou zijn, maar er moet meer gekeken worden naar de daadwerkelijke schade die de werknemer geleden heeft. Hiermee maakt de Hoge Raad deze procedure onnodig ingewikkeld en weten werknemers en werkgevers nog steeds niet goed waar zij aan toe zijn.
Conclusie
Werkgevers zullen naar aanleiding van deze uitspraak enigszins opgelucht adem halen. De ontslagroute via het UWV Werkbedrijf blijft in veel gevallen een goedkope(re) manier om werknemers te ontslaan in vergelijking met de ontbindingsprocedure bij de kantonrechter. Het is er na deze uitspraak voor werknemers niet aantrekkelijker op geworden om na een UWV procedure te proberen om bij de kantonrechter alsnog voor een ontslagvergoeding in aanmerking te komen.
De uitspraak van de Hoge Raad zou aan de andere kant een extra stimulans voor werknemers kunnen zijn om – nadat hun arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd – nog tijdens (of zelfs voorafgaand aan) de opzegging zelf maar bij de kantonrechter ontbinding van hun arbeidscontract te vragen. In dat geval mag de rechter namelijk wel gewoon de kantonrechtersformule toepassen.
Zowel werkgevers als werknemer zijn het er eigenlijk wel over eens dat het ontslagsysteem in Nederland aanpassing behoeft. Nu de politiek in de afgelopen jaren niet in staat is gebleken om met een daadkrachtig en doordacht nieuw systeem te komen, waren alle ogen gericht op de Hoge Raad. Helaas lijkt ook deze instantie er weinig voor te voelen om het ontslagsysteem duidelijker en simpeler te maken.