Werkgever moet betalen voor concurrentiebeding
Over concurrentiebedingen bestaan veel misverstanden. Twee van die misverstanden kwamen onlangs aan de orde bij een uitspraak van de rechtbank Rotterdam.
De heer Heinz is al sinds 1982 werkzaam voor de firma Dator, een bedrijf dat zich bezighoudt met de productie en verkoop van zogenaamde latex compounds. In een aantal opeenvolgende arbeidsovereenkomsten van de heer Heinz staat een concurrentiebeding.
Op 18 augustus 2008 besluit de heer Heinz zijn arbeidsovereenkomst op te zeggen om vervolgens per 1 oktober 2008 in dienst te treden van de firma Baak, een concurrent van zijn oude werkgever Dator. Dator laat het hier niet bij zitten en start een kort geding bij de rechtbank in Rotterdam.
Misverstand werknemer
In deze procedure stelt de heer Heinz zich op het standpunt dat het concurrentiebeding zijn geldigheid heeft verloren omdat zijn functie, sinds de laatste keer dat het concurrentiebeding schriftelijk bekrachtigd is, ingrijpend gewijzigd is.
Veel werknemers denken dat zij niet meer aan een concurrentiebeding gebonden zijn als hun functie enigszins gewijzigd is.
De rechtbank in Rotterdam laat de heer Heinz weten dat er sprake moet zijn van (1) een ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding waardoor (2) het concurrentiebeding een nog grotere beperking voor de betreffende werknemer is gaan vormen. Pas als aan beide voorwaarden voldaan is, kan een concurrentiebeding (deels) zijn werking verliezen.
Volgens de rechter is de functie van de heer Heinz niet ingrijpend gewijzigd. Weliswaar zijn een aantal taken in de loop van de tijd veranderd, maar onvoldoende om te kunnen spreken van een ingrijpende wijziging. De heer Heinz dient het concurrentiebeding in principe dus te respecteren.
Misverstand werkgever
Maar ook de werkgever kwam niet ongeschonden uit deze procedure. De rechter vond het concurrentiebeding namelijk veel te ruim geformuleerd. Het beding kende geen geografische beperking en een duur van twee jaar.
Veel werkgevers denken dat zij een concurrentiebeding qua tijdsduur en geografische werking ver kunnen oprekken.
De rechtbank Rotterdam beperkt de werking van het concurrentiebeding tot de duur van een (1) jaar en vindt daarnaast dat Dator de heer Heinz een vergoeding moet betalen voor elke maand (met een maximum van 12 maanden) dat Dator de heer Heinz aan het beding houdt. Deze vergoeding wordt door de rechter vastgesteld op 4.500 euro bruto , het verschil tussen het salaris dat de heer Heinz bij de firma Baak had kunnen verdienen (7.000 euro bruto) en de maximale WW-uitkering van de heer Heinz (ca. 2.500 euro bruto).
De uitkomst van deze procedure kent in feite twee verliezers (of moet ik zeggen: winnaars?). De heer Heinz mag zijn werkgever een jaar lang niet beconcurreren, maar krijgt als compensatie hiervoor een maandelijkse vergoeding van 4.500 euro.
Maarten van Gelderen is arbeidsrechtadvocaat bij Van Gelderen Advocaten. Hij is gespecialiseerd in (collectief) ontslag, arbeidsrecht en arbeidsvoorwaarden. Uw reactie is welkom op m.vangelderen@vangelderen.nl