De bijzondere rechtspositie van Turkse onderdanen
Al jarenlang is de juridische positie van Turkse migranten gunstiger dan de positie van migranten uit andere niet-EU landen. Dit komt doordat Turkije al tientallen jaren geleden verdragen met de Europese Gemeenschap (nu de Europese Unie) heeft gesloten waarin bijzondere regels voor Turkse onderdanen zijn opgenomen.
Al in 1959 heeft Turkije het associatielidmaatschap aangevraagd met de EG en in 1963 is een Associatieovereenkomst gesloten tussen de EG en Turkije. Op grond hiervan zou Turkije lid worden van de EU, een lidmaatschap dat nu na bijna 50 jaar nog steeds niet concreet in zicht is. Desondanks hebben deze verdragen wel een positieve invloed gehad op de positie van Turkse migranten in de EU.
Belangrijke uitspraken van Hof van Justitie voor Turkse onderdanen
In de afgelopen jaren heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie een reeks van uitspraken gedaan over het Associatieverdrag die in eerste instantie vooral betrekking leken te hebben op de situatie van Turkse onderdanen die reeds in de EU verbleven. In de afgelopen jaren zijn er echter ook een aantal belangrijke uitspraken gedaan die gericht zijn op de zogenaamde eerste toelating van Turkse onderdanen in de EU.
Standstill bepalingen
Bij deze uitspraken zijn van cruciale betekenis daarbij de zogenaamde ‘standstill bepalingen’ die tot stand zijn gekomen in de diverse associatieregelingen. Dit zijn bepalingen in verdragen en andere documenten die bepalen dat vanaf het moment van inwerkingtreding van het betreffende verdrag er geen nieuwe beperkende maatregelen ten aanzien van Turkse staatsburgers mogen worden ingevoerd door lidstaten van de EU.
Deze bepalingen hebben tientallen jaren een min of meer sluimerend bestaan geleid. In de afgelopen jaren blijkt uit diverse uitspraken dat deze ‘standstill bepalingen’ bepaald geen dode letter zijn.
Turkse werknemers en zelfstandigen hebben recht op lagere leges
Zo heeft het eerdergenoemde Europese Hof in 2010 bepaald dat het Nederlandse stelsel van legesheffing voor afgifte van verblijfsvergunningen o.a. in strijd is met een standstill bepaling. Dit heeft ertoe geleid dat er voor Turkse werknemers en zelfstandigen een lager tarief geldt voor het aanvragen van een bepaalde verblijfsvergunning.
Tevens heeft de rechtbank Rotterdam in 2010 bepaald dat de inburgeringsplicht op grond van de Wet inburgering ten aanzien van Turkse onderdanen onder meer in strijd is met standstill bepalingen. Tegen deze uitspraak is door de Nederlandse Staat overigens hoger beroep ingesteld.
Geen visumplicht voor Turkse zelfstandigen of dienstverleners?
Zeer actueel is een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 14 februari 2011. In deze uitspraak heeft de rechtbank bepaald dat voor Turkse zelfstandigen of dienstverleners geen visumplicht geldt, wederom met een verwijzing naar een standstill bepaling. Ook tegen deze uitspraak heeft de Nederlandse overheid hoger beroep aangetekend.
Duidelijk is dat de rechtspositie van Turkse onderdanen steeds meer gaat lijken op die van onderdanen van de EU. Toch bestaan er nog steeds een aantal belangrijke verschillen.
Als het bijvoorbeeld gaat om gezinsvorming, dan zal een Turkse staatsburger nog steeds een inburgeringsexamen moeten doen in het land van herkomst. Ook gelden in dat geval niet de lagere legeskosten. Het is echter de vraag of deze voorwaarden niet ten onrechte worden gesteld. Misschien dat nieuwe uitspraken ook deze beperkingen ongedaan maken.
Jelle Walther is als advocaat gespecialiseerd in vreemdelingenrecht en asiel en is verbonden aan Zumpolle Advocaten. Heeft u zelf een vraag over vreemdelingenrecht of asiel? Of wilt u reageren op deze column? Uw reactie is welkom op walther@zumpolleadvocaten.nl.