Sollicitatieplicht voor de WW
Als u een WW-uitkering aanvraagt, krijgt u te maken met een sollicitatieplicht. Dat houdt in dat u in een periode van vier weken aantoonbaar vier keer gesolliciteerd moet hebben, althans een sollicitatieactiviteit moet hebben verricht. Voor ambtenaren en onderwijspersoneel geldt dat iedere week een ten minste één keer gesolliciteerd moet worden.
U wordt regelmatig gecontroleerd door de adviseur die u wordt toegewezen door het UWV. Het is dan ook aan te raden om aan de sollicitatieverplichting te voldoen. De bewijslast ligt bij u. U moet bewijzen dat u voldoende hebt gesolliciteerd. De Centrale Raad van Beroep heeft uitgemaakt dat de bewijsmiddelen “voldoende concreet en verifieerbaar” moeten zijn. Met name moet duidelijk zijn wanneer, op welke wijze en naar welke functies u hebt gesolliciteerd.
Het is aan te raden een vacature te hebben, de sollicitatiebrief en het verzendbewijs of de ontvangstbevestiging. Als u zich inschrijft bij uitzendbureaus of detacheringsbureaus, dan moet u een bewijs van inschrijving vragen, of althans een op het papier van de organisatie gestelde verklaring. Als u een verklaring overlegd, moet te achterhalen zijn met wie u gesproken hebt. Dat geldt ook voor telefonisch contact opnemen met een bedrijf of het daadwerkelijk voeren van een sollicitatiegesprek of iets dergelijks. Het UWV moet kunnen controleren of u daadwerkelijk met een bedrijf gesproken hebt en waarover u gesproken hebt.
Met de adviseur van het UWV worden afspraken gemaakt over de sollicitatieactiviteiten. Die afspraken worden vastgelegd in een re-integratieplan of werkplan. Let erop dat als u een WW-uitkering hebt en tijdelijk ontheven bent van de sollicitatieplicht, dan wel de uitkering herleeft na een periode van werk, de verplichtingen uit het oude re-integratieplan of werkplan ook herleven, ook als u nog niet direct nieuwe afspraken hebt gemaakt met de adviseur van het UWV.
Naar vaste rechtspraak zijn de gemaakte afspraken een concrete geïndividualiseerde norm. Overtreding van een dergelijke norm betekent dat het UWV een maatregel kan opleggen. Dat houdt in dat uw uitkering geheel of gedeeltelijk tijdelijk wordt geweigerd. De op te leggen maatregel is afhankelijk van de ernst van de gedraging, maar kan oplopen tot gehele weigering van de uitkering over een periode van vier maanden. U soupeert wel uw WW-rechten op, maar krijgt geen uitkering uitbetaald.
Als u niet kunt bewijzen dat u sollicitatieactiviteiten hebt verricht, dan kunt u nog proberen een beroep te doen op verminderde verwijtbaarheid. Daarvan is bijvoorbeeld sprake wanneer u vanwege een psychische stoornis van tijdelijke aard hebt gehandeld. Dan moet u natuurlijk wel de psychische stoornis kunnen aantonen door medische verklaringen van behandelend artsen. Een ander voorbeeld is de fout van het UWV terwijl u redelijkerwijs niet kon weten dat u uw verplichtingen niet nakwam. Het gaat erom dat buiten uw schuld om, u niet in staat was sollicitatieactiviteiten te verrichten.
Een geslaagd beroep op verminderde verwijtbaarheid betekent dat u nog steeds een maatregel opgelegd krijgt, maar dat deze gematigd wordt. In heel bijzondere gevallen kunt u beroep doen op een dringende reden of matiging. Er is geen sprake van een dringende reden, als u aanvoert dat u in financiële problemen komt door het opleggen van de maatregel. Van een dringende reden is slechts sprake als er sprake is van onaanvaardbare sociale en financiële gevolgen. Daarvan is slechts bij uitzondering sprake.
Tot slot, als er volgens u redenen zijn waarom u niet in staat bent te solliciteren, dan kunt u een aanvraag indienen om vrijgesteld te worden. Een aantal wettelijke vrijstellingsgronden zijn ziekte, mantelzorg, een opleiding of als u 64 jaar bent. U kunt dus pro actief handelen om vrijgesteld te worden van sollicitatieactiviteiten, maar als u een sollicitatieplicht wordt opgelegd, dan moet u die nakomen en moet u kunnen bewijzen dat u die bent nagekomen.
Matthijs Rutten is specialist op het gebied van de sociale zekerheid en als advocaat verbonden aan Zumpolle Advocaten.