fbpx
Ga naar content

Taxichauffeur krijgt geen verklaring omtrent gedrag wegens zedendelict

Een werkgever kan verlangen dat een werknemer een verklaring omtrent gedrag kan overleggen bij zijn of haar indiensttreding. Voor sommige beroepen is een verklaring omtrent gedrag zelfs verplicht gesteld.

Volgens de officiële definitie is een verklaring omtrent gedrag:

‘…een verklaring van Onze Minister dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon ingesteld, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd en na de afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon. De verklaring bevat geen andere mededelingen.’

COVOG beslist over aanvraag verklaring omtrent gedrag

De verklaring omtrent gedrag moet door de werknemer zelf worden aangevraagd bij de gemeente. De gemeente stuurt de aanvraag door aan het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG), een onderdeel van het ministerie van Justitie.

Strafbare feiten leiden niet altijd tot afwijzing verklaring omtrent gedrag

Als het COVOG vaststelt dat u geen strafbare feiten op uw naam heeft staan, zal de verklaring omtrent gedrag worden afgegeven. Maar als er wel sprake is geweest van strafbare gedragingen, dan zal bekeken worden in hoeverre deze gedragingen van belang zijn voor de functie die u wilt uitoefenen.

Volgens de wet wordt een verklaring omtrent gedrag geweigerd als:

‘…in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval aan een behoorlijke uitoefening van de taak of de bezigheden, waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.’

Een taxichauffeur werd geconfronteerd met een afwijzing van een verklaring omtrent gedrag. Deze chauffeur was enkele jaren geleden veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur vanwege het feit dat hij tijdens zijn werk als chauffeur met een geestelijk en lichamelijk gehandicapte vrouw ontuchtige handelingen had verricht. Om die reden weigerde het ministerie van Justitie om de verklaring omtrent gedrag af te geven.

De taxichauffeur maakte tegen deze beslissing bezwaar en stelde beroep in bij de rechtbank in Den Haag.

Volgens de chauffeur was had hij bij zijn strafrechtelijke veroordeling van destijds geen juridische bijstand, was hij veroordeeld op basis van één getuige en heeft hij door onwetendheid geen beroep tegen dit strafvonnis ingesteld. Bovendien, zo stelde de taxichauffeur, heeft hij ook na deze veroordeling altijd probleemloos als taxichauffeur gewerkt.

De bestuursrechter stelde het ministerie van Justitie echter in het gelijk. De strafrechtelijke veroordeling voor het zedendelict was voor het COVOG voldoende om de verklaring omtrent gedrag te weigeren. Het COVOG had namelijk aangevoerd dat:

‘…een taxi/buschauffeur is belast met de zorg voor het welzijn en de veiligheid van mensen. In deze functie komt het voor dat er een één op één relatie is, waarbij er sprake is van een (tijdelijke) afhankelijkheid.’

Volgens de rechter had het COVOG de verklaring omtrent gedrag alleen niet mogen weigeren als er sprake zou zijn geweest van een ‘evident disproportionele’ weigering. Met andere woorden als het overduidelijk zou zijn dat de strafrechtelijke veroordeling van de taxichauffeur in geen enkele verhouding zou staan tot de weigering van de verklaring omtrent gedrag, dan had het COVOG de verklaring moeten afgeven.

Maar de bestuursrechter vond het in deze zaak begrijpelijk dat de verklaring omtrent gedrag geweigerd is.

Robert-Jan Schenkman is verbonden aan Westhoff Advocaten en als advocaat gespecialiseerd in bestuursrecht. Heeft u een vraag over een bestuursrechtelijke kwestie of wilt reageren op deze column? Uw reactie is welkom op rjschenkman@westhoff.nl

Terug naar boven