Hoogte van incassokosten wettelijk beperkt
Met ingang van 1 juli 2012 treedt een wet in werking die een einde moet maken aan de soms (te) hoge incassokosten die door incassobureaus en deurwaarders aan schuldenaren in rekening worden gebracht. Er komt een wettelijke staffel voor vorderingen tot 25.000 euro waarin precies omschreven wordt hoe hoog de incassokosten maximaal mogen zijn. Het gaat dan steeds om een percentage van het bedrag dat de schuldenaar verschuldigd is met een minimumbedrag van 40 euro.
Buitengerechtelijke incassokosten
Het gaat bij deze nieuwe wet om het beperken van de zogenaamde buitengerechtelijke incassokosten. Dit zijn de kosten die een schuldeiser moet maken om zijn vordering geïncasseerd te krijgen voorafgaand aan het moment dat hij besluit om de zaak voor te leggen aan de rechter. U moet bij deze buitengerechtelijke kosten bijvoorbeeld denken aan het versturen van aanmaningen, het voeren van onderhandelingen en correspondentie met de schuldenaar om de vordering geïncasseerd te krijgen.
Tot op heden is er in de wet geregeld dat deze buitengerechtelijke incassokosten door de schuldenaar betaald moeten worden voor zover het gaat om ‘redelijke kosten’. Maar ja, wat is redelijk? Volgens de rechtspraak gaat het hier om een zogenaamde dubbele redelijkheidstoets. Niet alleen moet het maken van de incassokosten in het betreffende geval redelijk zijn, ook de hoogte van de kosten moet redelijk zijn. Toch laat een dergelijke open norm nogal wat ruimte voor discussie open.
Rapport Voorwerk II
In de loop der jaren is er wel een soort normering ontstaan voor deze incassokosten onder de naam rapport Voorwerk II. Dit rapport is in feite een soort advies aan de rechter hoe hij om kan gaan met het toekennen van buitengerechtelijke kosten. In het rapport Voorwerk II is een staffel opgenomen waarin aangegeven is welke incassokosten redelijk zijn bij in hoogte verschillende vorderingen.
Maar ook dit rapport heeft niet voor de gewenste uniformering van buitengerechtelijke kosten gezorgd. Het wetsvoorstel dat op 1 juli 2012 in werking treedt zou hiervoor alsnog moeten zorgen omdat het gaat om een bindende regeling waarvan niet mag worden afgeweken voor zover de schuldenaar een privé persoon is en niet handelt als ondernemer.
Normering van buitengerechtelijke incassokosten
De nieuwe wet heeft betrekking op geldvorderingen die voortvloeien uit een overeenkomst. De maximaal verschuldigde incassokosten worden berekend als een percentage van het verschuldigde bedrag met een minimum van 40 euro. Deze wettelijke staffel ziet er voor bedragen tot 25.000 euro als volgt uit:
hoogte van vordering | incassokosten in % | minimale incassokosten |
< 2.500 euro | 15% | 40 euro |
2.500-5.000 euro | 10% | 40 euro |
5.000 – 10.000 euro | 5% | 40 euro |
10.000-25.000 euro | 1% | 40 euro |
Als de schuldenaar een rekening van 1.500 euro niet betaald heeft, mag het incassobureau dus maximaal 225 euro aan buitengerechtelijke incassokosten in rekening brengen. Van deze staffel mag ‘in de kleine lettertjes’ niet worden afgeweken als het om een privé persoon gaat. Bij vorderingen tussen twee bedrijven kan er dus contractueel iets anders geregeld worden over de hoogte van de incassokosten.
Schuldeiser moet verplichte ‘kosteloze’ aanmaning versturen
Verder wordt in de wet geregeld dat een schuldeiser of zijn incassobureau eerst verplicht is om een aanmaning aan de schuldenaar te sturen om hem veertien dagen de gelegenheid te stellen om de vordering alsnog ‘kosteloos’ te voldoen. Pas als deze aanmaning geen effect heeft kan de schuldeiser zich beroepen op de wettelijke staffel.
Als deze aanmaningstermijn geen effect sorteert, wil dat nog niet zeggen dat de schuldeiser vervolgens altijd maar buitengerechtelijke incassokosten in rekening kan brengen. De redelijkheidstoets voor het maken van deze incassokosten blijft namelijk bestaan. Dit betekent dat een schuldeiser geen buitengerechtelijke incassokosten in rekening kan brengen als het hem duidelijk is dat de schuldenaar de vordering inhoudelijk betwist en absoluut niet tot betaling zal overgaan.
Een voorbeeld.
Michiel ten Hoop ontvangt van een incassobureau een aanmaning met betrekking tot een vordering waar hij het niet mee eens is. Hij schrijft binnen veertien dagen een brief aan het incassobureau waarin hij uitlegt waarom hij niet tot betaling zal overgaan. Ook geeft Michiel in de brief aan dat hij niet verder over deze zaak wil corresponderen. Als de schuldeiser van mening is dat Michiel het geld verschuldigd is, dan moet hij maar een gerechtelijke procedure starten, zo meldt Michiel.
In dit geval mag het incassobureau Michiel niet blijven aanmanen en gelijktijdig buitengerechtelijke incassokosten in rekening brengen. De schuldeiser zal een keuze moeten maken: of het erbij laten zitten, of Michiel voor de rechter dagen.
Dit artikel is geschreven door de redactie van Judex.nl. Uw vragen of reactie zijn welkom op info@judex.nl