fbpx
Ga naar content

Veel verdienende advocaat blijft ondanks fors inkomensverlies gebonden aan niet-wijzigingsbeding

Een voormalige advocaat die zijn inkomen zag teruglopen van 400.000 euro per jaar naar ca. 100.000 euro per jaar zag zijn verzoek om de overeengekomen alimentatie van 7.000 euro per maand te matigen uiteindelijk stranden bij de Hoge Raad.

Ten tijde van de echtscheiding was de man werkzaam als partner bij een advocatenkantoor en verdiende hij 400.000 euro op jaarbasis. De advocaat kwam met zijn echtgenote in een echtscheidingsconvenant overeen dat hij haar 7.000 euro per maand aan partneralimentatie zou betalen. In dit convenant kwamen partijen ook een zogenaamd niet-wijzigingsbeding overeen.

Niet-wijzigingsbeding

Door middel van een niet-wijzigingsbeding sluiten partijen in feite de mogelijkheid uit om de rechter in de toekomst te vragen de alimentatieverplichting te wijzigen op grond van gewijzigde (financiële) omstandigheden. In deze zaak was in het niet-wijzigingsbeding opgenomen dat de overeengekomen alimentatie gedurende een periode van vier jaren niet op verzoek van de man kon worden gewijzigd op grond van een verandering in zijn inkomenssituatie.

De man zag zich kort na het ondertekenen van het echtscheidingsconvenant gedwongen met een ontslagsituatie bij het advocatenkantoor vanwege een discussie over zijn functioneren. Weliswaar vond de man een nieuwe baan bij de overheid, maar zijn jaarinkomen daalde daar tot ca. 100.000 euro per jaar.

Ondanks het beding van niet-wijziging vond de man dat van hem in die situatie niet langer gevergd kon worden om de maandelijkse alimentatielast van 7.000 euro te voldoen.

Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?

De man beriep zich tegenover de rechter op de uitzonderingsbepaling van artikel 1:159 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. In dit artikel staat, kort samengevat, omschreven dat de rechter de alimentatie ondanks een niet-wijzigingsbeding toch kan wijzigen als er sprake is van een ‘zo ingrijpende wijziging van omstandigheden dat de verzoeker (lees: de man) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aan het beding mag worden gehouden.’

Het gaat hier dus om een zeer uitzonderlijke situatie. Logisch, want anders zou een beding van niet-wijziging nauwelijks effect hebben. Toch was er volgens de man sprake van een situatie die zo uitzonderlijk was dat hij zich daarom kon beroepen op artikel 1:159 lid 3 BW.

Volgens de man hadden hij en zijn toenmalige echtgenote bij het opstellen van het niet-wijzigingsbeding namelijk alleen gedacht aan de situatie dat hij bij het betreffende advocatenkantoor minder zou gaan verdienen en niet aan de situatie dat hij daar ontslagen zou worden.

Wie stelt, bewijst

De rechtbank en later ook het gerechtshof oordeelden dat de man dan maar zou moeten bewijzen dat de mogelijkheid van het verlies van baan en inkomen niet behoorde tot de mogelijke toekomstige omstandigheden die partijen juist hadden willen uitsluiten. Aan deze bewijslast kon de man niet voldoen. De rechtbank en het gerechtshof kwamen dan ook tot de conclusie dat het er geen aanleiding was om de alimentatieverplichting te verminderen.

Hoge Raad verwerpt cassatieberoep van man

Zelfs een cassatieberoep van de man bij de Hoge Raad kon hem niet baten. In een korte overweging liet de Hoge Raad weten dat het beroep van de man om formele redenen verworpen werd. De procureur-generaal (adviseur van de Hoge Raad) liet ten overvloede nog weten dat het niet-wijzigingsbeding slechts een beperkte duur kent (vier jaren) en dat dit beding in samenhang gezien moet worden met de overige financiële afspraken die de man en de vrouw in het kader van de echtscheiding hebben gemaakt.

Met andere woorden, het zou niet eerlijk zijn als de man, ondanks het bestaan van een niet-wijzigingsbeding, niet langer gebonden zou zijn aan zijn alimentatieplicht, terwijl de overige financiële afspraken wel volledig gerespecteerd zouden moeten worden, ook door de vrouw.

De zaak laat de ‘hardheid’ van een niet-wijzigingsbeding zien. Een alimentatieplichtige, in de praktijk vrijwel altijd de man, doet er verstandig aan om zich de gevolgen van een dergelijke bepaling goed te realiseren voor hier mee in te stemmen.

 

Terug naar boven