fbpx
Ga naar content

Hoe werkt de Algemene Nabestaandenwet (Anw)?

Sinds 1 juli 1996 is de Algemene Weduwen en Wezenwet (AWW) opgevolgd door de Algemene Nabestaandenwet (Anw). De Anw kent onder bepaalde voorwaarden nabestaanden een uitkering toe, maar alleen als er ook sprake is van een echte behoefte. Zo is de Anw-uitkering afhankelijk gemaakt van het eventuele inkomen van de betreffende nabestaande(n).

Om de financiële gevolgen te kunnen overzien als u of uw partner overlijdt, is het van belang te weten

  • of u recht heeft op een uitkering van de overheid
  • hoe hoog deze uitkering is, en
  • hoe lang deze uitkering duurt

Wie hebben er recht op een Anw-uitkering?

De Anw-uitkering is bedoeld voor de volgende nabestaanden:

  • de achterblijvende partner
  • voor verzorgers van kinderen jonger dan 21 jaar waarvan beide ouders overleden zijn
  • voor verzorgers van kinderen jonger dan 18 jaar waarvan één van beide ouders overleden is

Als uitgangspunt geldt dat de Anw van toepassing is op iedereen die in Nederland woont of werkt. Vervolgens heeft u alleen recht op een Anw-uitkering als degene die overleden is ook in Nederland woonde of werkte. Ook moet u jonger zijn dan 65 jaar. Tot slot moet u voldoen aan een van de onderstaande aanvullende voorwaarden:

  • U bent als nabestaande geboren voor 1 januari 1950, of
  • U heeft de zorg voor een kind jonger dan 18 jaar is, of
  • U bent arbeidsongeschikt (voor minimaal 45%)

De Sociale Verzekeringsbank (SVB) bepaalt of u in aanmerking komt voor een Anw-uitkering. Ook is de SVB belast met de uitbetaling van deze uitkering. In veel gevallen krijgt u als nabestaanden bij het overlijden van uw partner een brief van het SVB waarmee u een Anw-uitkering kunt aanvragen. Als dit niet gebeurt, is het verstandig om zelf zo snel mogelijk contact op te nemen met het SVB.

Misschien bent u het niet eens met een beslissing van de SVB dat u niet in aanmerking komt voor een Anw-uitkering. Ook kan het zijn dat u het niet eens bent met de ingangsdatum of hoogte van de uitkering. U kunt tegen een dergelijke beslissing van de SVB binnen zes weken schriftelijk bezwaar maken.

Dit schriftelijke bezwaar wordt ook wel bezwaarschrift genoemd. U hoeft hiervoor geen advocaat in te schakelen, al is dit in de meeste gevallen wel raadzaam. In elk geval moet u ervoor zorgen dat het bezwaarschrift op tijd (dus binnen de periode van zes weken na de beslissing van de SVB) is ingediend en dat in het bezwaarschrift in elk geval vermeld staat:

  • uw naam, adres en woonplaats
  • uw burgerservicenummer
  • tegen welke beslissing u bezwaar maakt
  • waarom u tegen deze beslissing bezwaar maakt
  • de beslissing die de SVB volgens u moet nemen
  • de datum van uw bezwaarschrift
  • uw handtekening

In vrijwel alle gevallen zal de SVB u uitnodigen om uw bezwaar mondeling (of telefonisch) toe te lichten. Dit noemt men een hoorzitting. Win op voorhand juridisch advies in bij een advocaat of jurist over de hele gang van zaken van de bezwaarprocedure.

De beslissing van de SVB naar aanleiding van uw bezwaarschrift zal in het algemeen binnen dertien weken schriftelijk aan u of aan uw advocaat worden gestuurd.

Ook interessant voor u:

Terug naar boven