Erfbelasting en overlijdensrisicoverzekering
Veel mensen hebben een overlijdensrisicoverzekering, vaak in combinatie met een hypotheek. Een overlijdensrisicoverzekering keert een kapitaal uit aan de begunstigde op het moment de verzekerde (de andere partner) komt te overlijden.
De uitkering uit een dergelijke overlijdensrisicoverzekering wordt door de belastingdienst in principe betrokken bij het bepalen van de verschuldigde successierechten (erfbelasting). Toch kunt u er met uw partner voor zorgen dat een uitkering uit een overlijdensrisicoverzekering buiten de belastingheffing blijft.
De ‘truc’ zit hem in het zogenaamd kruislings betalen van de verschuldigde verzekeringspremie. De gedachte is dat als u de premie betaalt voor het geval uw partner komt te overlijden, de uitkering niet onder de successierechten valt omdat er voor deze uitkering niets aan het vermogen van uw partner onttrokken is. U heeft immers zelf de premie voor deze verzekeringsuitkering betaald.
U moet daarbij dus aan de volgende voorwaarden voldoen:
1.
Zorg ervoor dat uit de polis van de overlijdensverzekering duidelijk blijkt dat de premie gesplitst is. U bent dus de premie verschuldigd van de overlijdensuitkering in het geval uw partner komt te overlijden en andersom. Partners verzekeren dus over en weer (kruislings) elkaars leven. Overigens mag de premie zelf best van de en/of-rekening worden afgeschreven.
2.
Zorg voor een samenlevingscontract of huwelijkse voorwaarden.
De premie voor de overlijdensrisicoverzekering moet niet alleen door de begunstigde verschuldigd zijn, maar ook voor rekening van de begunstigde blijven. Dat wil zeggen dat de premies van de verzekering niet tot de gemeenschappelijke kosten van de huishouding mogen worden gerekend of ten laste van een gemeenschap van goederen worden voldaan.
De premiesplitsing kan dus alleen worden toegepast als er gescheiden vermogens zijn, dus niet bij echtgenoten die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd. Neem contact op met een notaris om te controleren of uw samenlevingscontract of huwelijkse voorwaarden op dit punt goed geformuleerd zijn.
3.
De premie moet ook door de verzekeringsmaatschappij op de juiste wijze worden gesplitst. De gesplitste premiebedragen moeten ook daadwerkelijk aan beide partners in rekening worden gebracht.
Hiervan mag worden afgeweken als beide partners bij de aanvraag van de verzekering verklaren ermee akkoord te gaan dat de verzekeraar zich voor de incasso wendt tot de (eerste) verzekeringnemer. Na elke wijziging van de verzekeringsovereenkomst moet deze verklaring opnieuw worden afgelegd.
4.
Het tijdstip van overlijden is beslissend voor de beoordeling of de premie daadwerkelijk ten laste is gekomen van degene die de uitkering verkrijgt; mocht de andere partner per ongeluk toch aan de premie hebben meebetaald dan kan dit dus niet meer worden gecorrigeerd als een partner overleden is.
Een voorbeeld.
Marjolein en Peter zijn onlangs (ongehuwd) gaan samenwonen in hun nieuwe woning ter waarde van 250.000 euro. Zij hebben een hypotheek afgesloten van 260.000 euro. In het testament dat zij hebben afgesloten hebben zij elkaar als erfgenaam benoemd.
Ook hebben zij een overlijdensrisicoverzekering afgesloten voor een verzekerd bedrag van 160.000 euro. De bedoeling is dat de langstlevende bij het overlijden van de partner nog slechts een hypotheekschuld overhoudt van 100.000 euro.
Peter komt plotseling te overlijden. De belastingdienst stelt zich op het standpunt dat de uitkering die Marjolein uit hoofde van de overlijdensrisicoverzekering ontvangt betrokken moet worden bij de verschuldigde erfbelasting.
Volgens de belastingdienst kan Marjolein namelijk niet aantonen dat zij zelf uit haar eigen vermogen de premie voor deze verzekeringsuitkering betaald heeft. Marjolein wordt geconfronteerd met een belastingheffing van tenminste 40%.
Omdat Marjolein en Peter ieder hun eigen vermogen hadden (ze waren niet gehuwd in gemeenschap van goederen), hadden ze deze vervelende situatie vrij eenvoudig kunnen voorkomen. Als Marjolein vanuit haar eigen vermogen de premie zou hebben betaald voor het overlijdensrisico van Peter (en vice versa), dan was de overlijdensuitkering voor Marjolein onbelast gebleven.